Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zal men ook [23]om een rotssteen des velds verlaten de sneeuw van Libanon? Zullen ook de [24]vreemde, koude, vlietende wateren verlaten worden? 23. Dat is, zal men de lieflijke verkoelende sneeuw van den berg Libanon [waarbij zich God vergelijkt] verlaten om een dorren drogen rotssteen des velds; waarbij de afgoden en de afgoderij vergeleken worden? 24. Die uit andere afgelegen bergachtige plaatsen door verholen gangen afvlieten en met kanalen afgeleid worden, en ten laatste in of nabij ene stad, een frisse, koele en zeer aangename fontein maken of uitgeven, zodat het zotheid zou zijn die te verlaten en elders ander water te zoeken. Anders: zullen ook de stromen [te weten die bij de hand of nabij zijn] verlaten worden [om] vreemde, of uitlandse, of schrikkelijk [gelijk het woord vreemd ook genomen wordt Jes.28:21] koude wateren, die onbekend, ongezond en zeer schadelijk mochten zijn? De mening van vs.14 [dat verscheidenlijk wordt overgezet] is, dat Gods volk zeer dwaas handelde, verlatende den waren God en godsdienst waarin hun heil bestond, en lopende tot de heidense afgoden om hulp, tot hun eigen verderf.